Brouwers koestert het oude en het nieuwe tafelzilver
Rotterdam kenschetst hij als monumentenstad en Maastricht roemt
hij om de eigentijdse architectuur. Ruud Brouwers corrigeert met liefde
clichés. Eind september vertrekt hij als voorzitter van de Maastrichtse welstand-/monumentencommissie.
Aan een piepklein tafeltje in het onvermijdelijke Starbucksfiliaal in de gigantische hal van het nieuwe Centraal Station Rotterdam, overschouwt Ruud Brouwers het welstandsveld. Je zou denken dat hij als architectuurcriticus direct inzoomt op het belang van object, stroming en detail, maar Brouwers is op geen enkele wijze sektarisch.
'Monumenten zijn hedendaags'
‘Erfgoed en hedendaagse gebouwen verschillen helemaal niet zo veel van elkaar. Monumenten zijn ook actualiteit. Zij stammen weliswaar uit het verleden maar zij functioneren hedendaags. En nieuwe gebouwen in bestaande structuren zijn de ongeboren monumenten. Bovendien, er is geen principieel verschil tussen regels voor monumenten en voor eigentijdse architectuur, alleen technische of ambachtelijke verschillen’.
‘Wat ik mis is architectuurbeleid. Architectuurbeleid waarin erfgoed en hedendaagse gebouwen op één lijn gesteld worden.’ Want hoe belangrijk de individuele pandjes ook zijn, het gaat Brouwers minstens zo sterk om het bewaken van de kwaliteit van het systeem dat de stad is. Traditioneel monumentenbeleid dat hand in hand gaat met strategisch stedenbouwkundig beleid. En daarom wijst hij Rotterdam op het verleden en breekt hij juist in monumentenstad Maastricht een lans voor het hedendaagse.
'Niet te lichtvaardig slopen'
Toen hij de welstand voorzat in Rotterdam, de stad die altijd wil bouwen, muntte hij de leuze ‘Rotterdam Monumentenstad’. Een beetje provocerend, maar zeer gemeend.
‘Rotterdam kent een gelaagdheid die je moet koesteren. Juist de na-oorlogse explosie van gebouwen is in toenemende mate van belang. Galerijflats zijn ook cultuurgeschiedenis en veel mensen wonen er graag. Ik pleit voor herwaardering van traditionele buurten. Haak de Afrikaanderbuurt en andere wijken met dwarsverbindingen aan op de succesvolle Laan op Zuid. Kijk maar hoe Katendrecht, nu het een connectie heeft met de nieuwbouw, is opgebloeid. Ook na-oorlogse wijken als Pendrecht, met die prachtige woninkjes van H.D. Bakker, zonder cv maar met kachel, moet je niet te lichtvaardig slopen. In Rotterdam werd de commissie gelukkig echt benut door de stedenbouwkundige dienst om plannen te toetsen. Wij zaten aan de voorkant van het proces.’
'Aandacht voor na-oorlogse wijken, ensembles en villaparken'
‘In Maastricht gaat er veel aandacht uit naar monumenten. Niet alleen telt de stad al 1650 rijksmonumenten, de gemeente heeft er via de ‘‘dubbelbestemming’’ (functie en cultuurhistorische status die de Wro mogelijk maakte) nog 2000 aan toegevoegd. ‘Juist deze dubbelbestemming’, zegt Brouwers, ‘was bedoeld om grotere architectonische ensembles, naoorlogse wijken en villaparken te beschermen. In de praktijk vaart het schip zich helaas klem, doordat toch op de oude monumentenmanier de postzegelverzameling van pandjes uit wordt gebreid. Er wordt nog steeds te veel objectgericht gekeken. ’
'Kijk niet alleen naar hoe een gebied was, of is,
maar naar hoe het moet worden'
Tegelijk heeft Maastricht met de structuurvisie 2030 een helder plan op tafel gelegd over de gewenste ruimtelijke ontwikkeling in de stad, die er in grote lijnen op neer komt dat de binnenstad uitdijt, er verstrekte subcentra en gespecialiseerde woongebieden zijn aangewezen. Maar, zegt Brouwers, er is wel een hoofdstuk monumenten in opgenomen, maar nog geen paragraaf gewijd aan hedendaagse architectuur.
‘Wat mij betreft zou de Welstandsnota zich op de structuurvisie 2030 moeten richten. Spits de object- en gebiedscriteria toe op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling, niet op hoe het gebied was, of is, maar hoe het moet worden.’
Wat hij nog altijd een bijzonder inspirerend voorbeeld vindt van een project waar geen onderscheid is gemaakt tussen monumenten en nieuwbouw is het wijkje rondom de Mariaplaats in Utrecht van de Belgische architect Bob van Reeth. De kwaliteit spreekt uit de grote lijn en het deskundig detail.
'Nooit meer dakkapellen'
Wat het laatste betreft zit het tij tegen en mee. Het welstandstoezicht is danig versimpeld en versoepeld. Gemeenten kregen ruimte om te experimenten: wel, geen of een beetje welstand. De Kan-bepaling kwam er, waardoor een groot deel van het kruimelwerk ook ambtelijk afgedaan kan worden. ‘Nooit meer dakkapellen’ schreef Brouwers in het jaarverslag van de Maastrichtse commissie 2013. Een uitspraak waarin de opluchting doorklonk dat de commissie af was van de vaak moeizame reparaties achteraf en zich kon ontworstelen aan het imago van bemoeizucht.
Brouwers: ‘Eindelijk konden we ons concentreren op de grote lijnen en onze deskundigheid effectiever inzetten aan het begin van het ontwerpproces’.
Vakkennis
Maar het experimenteren treft ook de deskundigheid. Hoe belangrijk Brouwers de inbreng van het publiek ook vindt, (‘De burger moet een stem hebben want architectuur heeft een publiek karakter’), soms wordt het kind met het badwater weggegooid en gaat broodnodige vakkennis verloren. Ook bij de opdrachtgevers staat de positie van architecten onder druk. Brouwers: veel aanbestedingen voor ontwerpopdrachten vinden plaats zonder architect. Bijvoorbeeld bij de beoordeling van de kandidaten voor de transformatie van de Tapijnkazerne, bevonden zich onder de materiedeskundigen geen architecten. Er werd meer gekeken naar de omgang met de bewoners en de buurt, dan naar architectonische criteria.
Een extra zetje
Maar ook al kost het soms wel twintig ‘wasbeurten’, er zijn genoeg voorbeelden waar Brouwers c.s. een plan een extra zetje hebben kunnen geven. ‘Projectontwikkelaars en beleggers komen nogal eens met ‘versleten dubbeltjes’ aanzetten voor hun (recreatie)projecten. Altijd moet het op het Vrijthof lijken’. Waarom voor recreatievilla’s geen inspiratie opdoen bij de landgoederen en de Limburgse dorpjes die Maastricht omringen, stelt Brouwers zo’n opdrachtgever voor. ‘Zet er eens iets anders op. Bij de villa’s op de Dousberg hebben we de initiatiefnemer van die clichés af weten te helpen. Het is altijd een beetje dubbelzinnig, want een ontwikkelaar zoekt iets waarvan hij denkt dat potentiële klanten het graag zien, meestal pseudo oude huizen. En dat hebben we toch behoorlijk op een vanzelfsprekender spoor weten te brengen. Niet van die zogenaamde monumentjes. Nuchter.’ (MB)
Ruud Brouwers was voorzitter van de welstand/monumentencommissies van Maastricht, Rotterdam, en Breda en lid van de kwaliteitsteams van Leidsche Rijn en van Middelburg.
Nieuwe Publicaties
Onderstaande publicaties zijn zolang de voorraad strekt, tegen verzendkosten te bestellen bij de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit: info@ruimtelijkekwaliteit.nl of 020 412 49 64
-
Ruimtelijke Kwaliteit bij Fabrieksmatige Woningbouw
Meer goede woningen op de korte termijn én blijvende ruimtelijke kwaliteit met elkaar verenigen is het doel van het traject Ruimtelijke Kwaliteit bij Fabrieksmatige Woningbouw.
-
Duurzame Stadsgezichten
De huizen in beschermde stadsgezichten worden ook verduurzaamd. Hoe is dat mogelijk zonder afbreuk te doen aan de ruimtelijke kwaliteit en de erfgoedwaarde?
-
Davos Kwaliteitssysteem
8 criteria voor goede omgevingskwaliteit. De Verklaring van Davos is in 2021 uitgebreid met een Kwaliteitssysteem. Nu in Nederlandse vertaling!