Nieuwsbrief 33Ben Verfürden: ‘Wees dienstbaar aan de stad’

Ben Verfürden is sinds begin 2012 voorzitter van de nieuwe Omgevingscommissie in Tilburg. In 2011 besloot de gemeente de welstandsnota te actualiseren en de welstands- en monumentencommissie evenals de adviescommissie stedelijk groen te integreren. Verfürden studeerde sociologie en planologie, werkte bij de toenmalige Rijksdienst voor de Monumentenzorg (thans RCE), was een paar jaar directeur van de Federatie Welstand, daarna hoofd Stadsontwikkeling in Nijmegen en nu partner/directeur bij het adviesbureau voor erfgoed Hylkema Consultants. Dit is een volgend deel in een serie over ‘zware’  commissievoorzitters die deskundigheid en ervaring combineren met inzicht in het huidige politieke krachtenveld  ̶  en daar ook goed mee overweg kunnen. Het interview werd zomer 2013 afgenomen.

Wat is de voorgeschiedenis van deze Omgevingscommissie in Tilburg?
Er waren oorspronkelijk drie commissies in Tilburg: voor welstand, monumenten en stedelijk groen. Deze gang van zaken is indertijd geëvalueerd en onvoldoende effectief en handig bevonden. Dit college wilde toe naar een eenduidig advies, niet alleen in zijn eigen belang, maar vooral in dat van de burger. Efficiency staat hoog op de agenda. De inrichting van de openbare ruimte is nu een onderdeel van de adviserende taak van de commissie geworden. Ze adviseert dus ook over plannen voor (her)inrichting van de groene ruimte in de stad als integraal onderdeel van de ruimtelijke omgeving. Het hele spectrum van omgevingskwaliteit komt hier dus bij elkaar. Plannen voor de openbare ruimte komen niet, zoals bouwplannen, ‘vanzelf’ naar de commissie omdat de vergunningprocedure dat vereist. Integraliteit werkt niet als de toon voor de ruimtelijke context al gezet is en er alleen nog over de bebouwing kan worden geadviseerd. Het is, in goed overleg met de betreffende ambtelijke afdelingen, nog zoeken naar een effectieve weg om plannen voor de openbare ruimte die ertoe doen ook tijdig op de agenda te krijgen. Dan pas kunnen die werkelijk geïntegreerde adviezen worden gegeven, zoals het bestuur zich die voorstelt.

Je hebt als directeur Stadsontwikkeling in Nijmegen veel ervaring opgedaan. Je hebt daar in Tilburg zeker profijt van?
Inderdaad, je begrijpt sneller en beter hoe het werkt tussen de politiek en de ambtelijke organisatie. Natuurlijk sprong deze commissie op een rijdende trein, we hebben te maken met een bestaande realiteit, met lopende projecten, je moet met respect voor de vastgestelde kaders en eerdere besluitvorming te werk gaan. Maar ik bespeur ook veel dynamiek. Zowel het bestuur als de organisatie zoekt naar wegen om ook in de huidige economisch moeilijke tijd tot uitvoerbare plannen te komen, zonder substantieel in te leveren op kwaliteit. Dat heeft ook betrekking op de omgang met cultuurhistorische waarden. Men zoekt naar een hanteerbare verbinding tussen behoud en ontwikkeling, ik noem het wel eens ‘behoedzame ontwikkeling’. Ontwikkelopgaven als de Spoorzone, de Piushaven, het centrum, ze geven alle aanleiding tot een complex, maar zeker ook interessant debat. Er is ook in Tilburg een trend merkbaar waarin men zich wat afzet tegen de al te ‘grote’ ambities, wat zich onder de burgers onder meer uit in weerstand tegen hoogbouwplannen waar men de menselijke maat mist.
            Ik voel ruimte om in voorkomende gevallen, ook op het niveau van het college, nog eens goed na te denken over plannen die eerder al min of meer zijn ‘afgetikt’. Het komt natuurlijk voor dat in het verleden toezeggingen zijn gedaan aan ondernemers en/of opdrachtgevers, zonder dat het stedenbouwkundige kader in de commissie was besproken. Je kunt het partijen niet aandoen om bij nader inzien het roer om te gooien. Maar als het gaat om echt belangrijke plannen en er is een gedeeld gevoel dat het eigenlijk anders en beter zou moeten, dan is het altijd de moeite waard om in gesprek te gaan en te kijken wat er nog mogelijk is. Dit speelde onder andere bij een plan voor een hotel op een stedenbouwkundig gevoelige locatie. In een gesprek met het voltallige college hebben we het over deze casus gehad, vooral om te leren naar de toekomst.
            Tijdens dat gesprek is geconstateerd dat het essentieel is dat plannen in een vroegtijdig stadium besproken worden. Met de afdeling Stedenbouw zijn we gaan kijken hoe we dat kunnen borgen en dat gaat steeds beter werken. De commissie wordt geraadpleegd bij belangrijke stedenbouwkundige plannen. Waar dat nodig is zal Stedenbouw de commissie betrekken bij ontwerpend onderzoek dat bij belangrijke ontwikkellocaties aan de voorkant nodig is om ontwikkelpartijen richting te geven en dat ook vertaald kan worden in een toetsingskader. Ontwikkelingsgericht onderzoek is nodig om te visualiseren wat vanuit de gemeentelijke optiek de bedoeling is, om te onderbouwen welke keuzes je denkt te moeten maken. Je kunt zo’n onderzoek natuurlijk niet overal doen, de beperkte capaciteit en middelen moeten selectief ingezet worden: ‘basic’ in een groot deel van de stad  ̶  en ‘actief aan het stuur’ waar dat nodig is. Wijd daar een paper aan, een ‘ambitiedocument’: welk programma heb je, hoeveel uren stop je erin, volgens welke lijn voer je de gesprekken, hoe organiseer je het contact met de portefeuillehouder, enzovoort? Positioneer jezelf goed als dienst, niet autonoom, want je bent dienstbaar aan de stad. Daarin kan de Omgevingscommissie meedenken.       

Word je politiek gesteund?
Het bestuur en de raad hebben de Omgevingscommissie in deze vorm ondersteund, het instellingsbesluit is nog recent. De commissie valt momenteel onder twee wethouders: Marieke Moorman (PvdA) voor welstand & monumenten en Joost Möller (VVD) voor ruimtelijke ordening. Met beiden is overleg op hun onderwerp goed mogelijk.

In het eerste jaarverslag onder jouw verantwoordelijkheid lijken de financiële omstandigheden van Tilburg nogal leidend te zijn.
Klopt, natuurlijk wordt ook hier geworsteld met schaarse budgetten, ook de dienst Ruimte waar Stedenbouw onder valt, heeft daarmee te maken. En wij ook. Er is erg weinig tijd voor de toch nog altijd volle agenda. We hebben daarom al snel een efficiencyslag gemaakt. Het advieswerk wordt verdeeld in een plenaire vergadering voor de grote of complexe plannen (incl. stedenbouwkundige en bestemmingsplannen), waar de integraliteit echt toegevoegde waarde heeft, en aansluitend een kleine commissie die slagvaardig de vaak nog lange lijst kleinere plannen kan afdoen. De meeste kleine plannen worden al ambtelijk afgehandeld; dat brede mandaat was er al eerder in Tilburg. De ambtenaren hier, zowel voor welstand als monumenten, zijn uitstekend ingevoerd, daar kan ik zonder meer op vertrouwen. Een plan dat een trendsetter kan worden, zullen ze altijd aan ons voorleggen.
            Maar al beperken we ons tot de grote plannen, er is vaak toch te weinig tijd. Niet alleen willen opdrachtgevers hun plan mooi presenteren – ze zijn er immers trots op  ̶  maar soms is er ook te weinig tijd voor de commissie om op het plan te reflecteren, hoe goed de secretaris het dossier ook voorbereidt. Opdrachtgevers worden noodgedwongen kort gehouden: we moeten ons beperken tot de essentialia. Hoewel meer tijd niet per se meer resultaat oplevert, houd ik ook wel eens het gevoel over dat er meer nodig was.

In Tilburg wordt eens in de vier weken een plenaire vergadering voor de hele commissie belegd waar de stedenbouwkundige plannen, grote bouwplannen, maar ook nieuwe initiatieven worden besproken. De stedenbouwkundigen zitten daar aan tafel om hun plannen toe te lichten. Ben Verfürden vertelt dat hij als voorzitter waar nodig ook bilateraal overleg voert met Stedenbouw. Er zitten verder geen (hoge) ambtenaren aan tafel, zoals in Den Bosch. De commissie bestaat uit zeven leden, inclusief de voorzitter die stemhebbend is. Verder is er een kleine commissie die eens in de twee weken bijeen komt en een wisselende samenstelling heeft. Voor de grote commissie staat 4 uur gepland en volgens de voorzitter is dat feitelijk te weinig om in voorkomende gevallen dieper op een plan in te gaan.

In het jaarverslag geef je aan meer invloed te willen bij beleidsontwikkelingen?
We kregen onder andere een vraag over de voorgenomen nieuwe, meer generieke bestemmingsplansystematiek. Daar zijn we kritisch in geweest: door alles te veel over één kam te scheren, boek je per saldo geen tijdwinst en ga je voorbij aan het principe dat een bestemmingsplan contextueel is.
            En we hebben ook meegedacht over een nieuwe structuurvisie voor de linten, waarmee de gemeente bezig was. Tilburg is befaamd om de lintstructuur. Zo hebben we met mensen van Stedenbouw gekeken naar het straatprofiel van een lint, want een standaardprofiel past daar niet op. De linten zijn indertijd onderzocht en beschreven in de welstandsnota van 2004, maar inmiddels bleek de gemeente ook zeer globale bestemmingsplannen te hebben gemaakt  ̶   zoals toen overigens overal in het land gebeurde. Als gemeente wilde je gewenste ontwikkelingen of verwachte dynamiek zo veel mogelijk faciliteren, en dit heeft ertoe geleid dat vaak gebruik is gemaakt van de maximale envelop. We hebben soms last van die oude bestemmingsplannen: 16 meter breed en hoog in een belangrijk, vaak nog kleinschalig lint moet je niet overal willen.
            Ik merk dat de gemeente en het college daar ook moeite mee hebben. Er komt ook kritiek op dergelijke grootschalige plannen vanuit de bevolking: mensen hebben moeite met de schaalsprongen. Het college worstelt daarmee: aan de ene kant wordt de kritiek erkend, aan de andere kant willen ze opdrachtgevers tegemoet komen. En laten we eerlijk wezen: als stad ben je in deze tijd blij dat er nog partijen zijn die iets realiseren. Maar ik heb de indruk dat het college terugkomt van de destijds ingeslagen weg, dat het beseft bestaande kwaliteiten niet te snel te moeten weggeven. Het college is zich goed bewust van het positieve effect dat te behalen is met ruimtelijke kwaliteit; we zitten natuurlijk ook in een andere tijd.


Ouder invulproject met forse schaalsprong in een lint (Koestraat). Van dit beleid is men inmiddels afgestapt. In de nieuwe structuurvisie Linten wordt sterker rekening gehouden met de bestaande context.
Oudere schaalsprong (Besterdring).

Er loopt nu een discussie over behoud en ontwikkeling?
Ja, je snapt vanuit mijn achtergrond dat ik voorstander ben van een grotere inbreng van cultuurhistorie in planvorming en omgang met de identiteit van de stad. We overdenken nu hoe dit beleidsmatig handen en voeten kan krijgen. Of er meer uit te halen is voor de stad dan alleen een beschermd stadsgezicht of een monumentenlijst. Onderzocht moet worden wat het verhaal van Tilburg is: wat maakt het tot wat zij is, wat doet het opdat bewoners zich er thuis voelen, hoe wil je je presenteren aan bezoekers van buiten? Wat zijn de belangrijke thema’s, de belangrijke lijnen in de stad? Je moet weten welke kansen er liggen, bij welke ontwikkelingen je kunt aanhaken. Tegelijk moet je je bewust zijn wat de risico’s op verlies van identiteit zijn. Je moet je heel goed kunnen realiseren dat, als je een bepaalde ontwikkeling doorzet, je een onomkeerbare beslissing neemt en eventueel blijvende schade kunt aanrichten aan de stad. Zulke beslissingen moeten dus heel precies overwogen worden en daarvoor heb je optimale informatie nodig. Er wordt nu gewerkt aan een kaart om die kennis in te zetten in het beslissingstraject. Dat kan belangrijke input zijn voor de structuurvisie die opgesteld wordt. Het dwingt je na te denken over wat waar belangrijk is, niet alleen de focus op het beeld van het beschermde monument. Een goed voorbeeld van ‘behoedzame ontwikkeling’ is een plan voor de herontwikkeling van de AaBe-fabriek, dat een winkelcentrum wordt. Iedereen is blij dat het complex behouden blijft en dat kan alleen door het te ontwikkelen. Met respect voor de bijzondere kwaliteiten, zonder dat elk detail behouden moet blijven en met ruimte voor een nieuwe laag.
            Bij het bureau Monumenten in Tilburg werken adviseurs met kennis van zaken, maar de omvang is beperkt en ook daar moet bezuinigd worden. Er gaat binnen afzienbare termijn een zeer deskundige ambtenaar met pensioen en het is maar de vraag of hij vervangen wordt. Dat zou echt een aderlating zijn. Het is een worsteling voor de gemeente om onder deze omstandigheden en met de schaarse middelen ambities operationeel te maken.


Najaar 2013 is de renovatie en herbouw van de oude AaBe-fabriek in Tilburg van start gegaan (architectenbureau Rijnboutt). In de fabriek komt een winkelcentrum.

Tips voor andere voorzitters?
Ik raad alle gemeenten aan om voor een integrale adviescommissie te gaan, dat heeft grote meerwaarde. Maar daar gaan de voorzitters natuurlijk niet over. Tegen hen zou ik willen zeggen: wees je goed bewust van wat er speelt in de stad; de sentimenten onder de burgers, ondernemers en ontwikkelaars, de politieke agenda, de economische kansen en beperkingen. Kleur je rol in naar hoe de stad er bij staat, dan ben je als commissie effectiever bezig. Stel vooral geen onredelijke eisen of vraag dingen die niet langer mogelijk zijn. Maar daar waar het echt spant, sta en ga er dan voor. En breng de uren die nodig zijn om iets extra’s voor de stad te doen, om eens rustig met elkaar te reflecteren op je rol of advisering, desnoods niet in rekening. Heb wat over voor de stad die jou als adviseur heeft aangetrokken.

Wat voor toekomst zie je voor welstand?
Het debat over ruimtelijke kwaliteit in de steden zal overeind blijven, het houdt de burgers bezig, steeds meer. Bestuurders kunnen in mijn optiek niet zonder deugdelijke, onafhankelijke adviezen. Maar of dat in de toekomst nog via een commissie gebeurt, dat weet ik niet. In een stadsbouwmeester geloof ik niet, ik ben niet zo voor één persoon die, per definitie met eigen persoonlijke voorkeuren, in zijn of haar eentje voor elke opgave in de stad weet wat goed is. Ik snap ook dat het voor bestuurders comfortabel is, zo’n stadsbouwmeester, het is plezierig eenduidig. De kracht van een commissie zit echter in het debat waarmee je elkaar aanscherpt en tegelijk relativeert. Ik denk trouwens dat de meeste bestuurders dat zelf ook wel zo zien.
            In Nijmegen is er indertijd voor gekozen om voor grote ontwikkelgebieden aparte kwaliteitsteams in te stellen, in Tilburg is het kwaliteitsteam voor de Spoorzone onlangs opgeheven. De keuze die Nijmegen en toen ook Tilburg maakten, was in die tijd effectief en efficiënt. Nu we te maken hebben met een heel andere ontwikkeldynamiek snap ik de keuze die Tilburg nu maakt ook. Een integrale commissie zoals de onze past ook bij een opgave als de Spoorzone. Ik vind het niet meer dan logisch dat elke stad eigen keuzes maakt over de invulling van de commissie, haar samenstelling en functioneren, dat kan niet anders dan maatwerk zijn. Deze Omgevingscommissie in Tilburg, die vanuit de behoefte van de stad zelf naar voren is gekomen, is volgens mij op maat.

 

Nieuwe Publicaties

Onderstaande publicaties zijn zolang de voorraad strekt, tegen verzendkosten te bestellen bij de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit: info@ruimtelijkekwaliteit.nl

  • Jaarverslag over 2022Jaarverslag over 2022

    In 2022 groeide de formatie van de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit en werden er tal van initiatieven genomen en activiteiten ontplooid. Financieel waren er de nodige tegenvallers.

    lees verder

  • Ruimtelijke Kwaliteit bij Fabrieksmatige WoningbouwRuimtelijke Kwaliteit bij Fabrieksmatige Woningbouw

    Meer goede woningen op de korte termijn én blijvende ruimtelijke kwaliteit met elkaar verenigen is het doel van het traject Ruimtelijke Kwaliteit bij Fabrieksmatige Woningbouw

    lees verder

  • Duurzame StadsgezichtenDuurzame Stadsgezichten

    De huizen in beschermde stadsgezichten worden ook verduurzaamd. Hoe is dat mogelijk zonder afbreuk te doen aan de ruimtelijke kwaliteit en de erfgoedwaarde?

    lees verder

Federatie Ruimtelijke Kwaliteit