Tijd voor 'Onbegonnen projecten'

 

 

Toen Dirk Baalman op zijn zestiende voor een opname naar het ziekenhuis moest nam hij geen stripboek mee, maar stak hij La Ville Radieuse van Le Corbusier in zijn tas. Zo begon een professioneel leven in de architectuur(geschiedenis) en stedenbouw. Vijftig jaar later vertrekt hij als directeur van Het Oversticht in Zwolle.

Het bureau is opgeruimd en het archief is geschoond, maar zorgvuldig bewaard is een bescheiden gifgroen mapje. Baalman laat het zien. “Onbegonnen projecten” staat er in kloeke letters op. ‘In dubbele betekenis’, zegt hij, ‘nooit aan toe gekomen of te duur. Maar nu heb ik tijd en hoef ik niet meer betaald te worden.’

In zijn lange carrière als docent, adviseur en onderzoeker mag zijn gehoor uiteenlopen, zijn werkwijze verschilt opvallend weinig. ‘Of ik nu het college van B en W adviseer, college geef aan studenten, of burgers rondleid in de stad, wat ik in de kern doe is uitleggen wat je ziet en luisteren naar de reacties op dat verhaal. Mijn taak is betekenis geven en vocabulaire aanreiken dat die inhoud aan vorm bindt. Wij helpen burgers, ontwikkelaars, bestuurders en ontwerpers om de verhalen in een handelingskader te vertalen. Wat betekent dat gebouw voor jou, voor het dorp, de streek. Wat is de waarde? Ook de monumentale waarde, want het is onze opdracht te zorgen dat er geen monumentale waarde onnodig verdwijnt.’

'Alsjeblieft geen canons'
In zijn jaren bij Het Oversticht (vanaf 1991) kwam vaak de vraag op wat de identiteit van een plek, of streek nou is. ‘De zoektocht naar identiteit is reuze interessant, maar je voelt de valkuilen. Je moet er niet aan denken dat je identiteit ook vindt. Alsjeblieft geen canons, die zetten alles vast’.
Soms stuit je op onverwachte verhalen. ‘Als verse academicus, net begonnen in Rijssen, ontdekte ik de Jutefabriek Ter Horst. Een prachtig industrieel complex, alles stond er nog, de watertoren, de spinnerij, de spoelerij. etc. Maar de gemeente zag niets in behoud. “Weet u meneer Baalman, het liefst stampen wij die fabriek zeven meter diep onder de grond” zeiden zij. Men wilde niet herinnerd worden aan deze potentaat. Jute werd niet gezien als essentieel voor de identiteit van Rijssen.’

'Soms moet je hard zijn'
Zonder betekenis rest slechts vorm, dan vervalt elk debat over architectuur tot een kwestie van smaak. ‘Het is een groot gemis’, zegt Baalman, ‘ dat architecten zo matig onderlegd zijn. Tot ver in de jaren negentig werd er amper architectuurgeschiedenis onderwezen op de architectuuropleidingen.
‘Ontwerpers hebben vaak geen verhaal. Soms moet je hard zijn. “Waarom vergrijpt u zich aan dit gebouw en onze omgeving zonder die te kennen?” Antwoord hierop verlangt om visie op je rol en mogelijkheden.’

Wat de monumentenzorgers betreft maakt Baalman zich ook enige zorgen over de toekomst. ‘Nu verlaten monumentenzorgers zich vaak op hun positie, meer dan op hun redenering. Het is het recht van nee-zeggers, want monumentenadviezen worden zelden door colleges naast zich neergelegd. Met de Omgevingswet wordt de inhoudelijke motivatie heel belangrijk. Straks weegt de wethouder het belang van cultuurhistorische waarden af tegen dat van economie, milieu, natuur, enz. En, in tegenstelling tot de criteria voor ruimtelijk kwaliteitsbeleid, zullen criteria voor erfgoedbeleid dan ontbreken. Straks is scherpe motivering nodig en zelfvertrouwen. Je moet als monumentenadviseur heel goed weten waar je het over hebt en waar je onderhandelingsruimte zit.’

Het Oversticht heeft een helder instrument om gesprekken tussen monumentenzorgers en architecten/ontwikkelaars vruchtbaar te maken: de waardenstelling. Baalman: ‘Daarin wordt gesproken in termen van hoge waarden, lage waarden en middenwaarden. Bij de eerste denkt de architect al snel: oei hier mag ik niks, bij de lage waarden is de reactie: dat kan weg, en op het niveau van de middenwaarden vindt het eindeloze geschuif en gemarchandeer plaats. Maar als je de waarden als monumentenadviseur goed benoemt en analyseert, kun je op basis van die drietrap een duidelijk transformatieadvies geven.’ Baalman adviseerde bij de renovatie/verbouwing van het stadhuis van Rotterdam, die net is afgerond. Per vertrek werd bepaald welke transformatieruimte er was. ‘Het stadhuis Rotterdam is een mooi Beaux-Artsgebouw. Architect Henri Evers streefde naar een Gesamtkunstwerk en reserveerde in het ontwerp bijvoorbeeld speciaal ruimte voor toepassing van beeldende kunst. Dan snap je dat je bij een verbouwing een beeld niet zo maar kan verplaatsen en dat je in nieuwe ruimtes die traditie voortzet.’

'Hitlijsten en shitlijsten'
De drietrap hoog-midden-laag is een van de puntig geformuleerde instrumenten uit de koker van Baalman. Hij bedacht ook de Sloopladder naar analogie van de SER-ladder, om te bepalen welk gebouw al of niet voor sloop in aanmerking komt. Naast de hitlijsten zouden er ook shitlijsten moeten zijn, vindt Baalman. Zijn mantra is: Waarde – Ambitie – Beleid. Te lezen van links naar rechts. Want morrelen aan het beleid, heeft consequenties voor de waarden. ‘Een staatssecretaris zei dat eigenaren heus de waarde van hun bijzondere interieur kennen. Zij zullen dat zelf beschermen.. Tja, tenzij zij een andere waarde belangrijker vinden. Zo verliest de enige boerderij in Nederland zijn negentiende-eeuwse lift. Niet omdat de eigenaren hem niet belangrijk vonden, maar omdat zij kastruimte nodig hadden.’

'Vroeg in discussie het verschil maken'
In de praktijk is het allerbelangrijkst om vooraan in de trajecten sterk aanwezig zijn. Niet in een kamertje blijven zitten, maar de discussie in de stad en dorp opzoeken. Baalman: ‘Vroeg in de discussie kunnen we het verschil maken. Het is vruchteloos om in het kader van de Stroomversnelling (energieneutraal maken 4,5 miljoen woningen, mb) bij elk blokje discussie te voeren. Aan het begin van de operatie moet je heldere afspraken maken, bijvoorbeeld dat je altijd een heel blok woningen doet, niet een half of losse huizen.’

En je moet de mechanismen doorgronden. ‘Neem de leegstand van agrarische bouwwerken. Je kunt natuurlijk projecten bedenken om die leegstand te verhelpen, maar beter dan sloopregelingen of windowdresssing, kun je de systeemfactoren veranderen die tot leegstand leiden. De fiscaliteit rond ververving bijvoorbeeld. Een erf is bij overdracht van vader op zoon een schijntje waard, maar bij bedrijfsbeëindiging komt de fiscus en die rekent met een waarde van een miljoen. Bedrijven worden dan vaak niet beëindigd vanwege de fiscus, met leegstand als gevolg.’

'Arbeidstrouw is kwaliteit'
Geheel tegen de hedendaagse keer in, is een belangrijke bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit de arbeidstrouw in de organisaties (25 jaar bij Het Oversticht bijvoorbeeld). ‘De lange werkverbanden van adviseurs vormen een van de grootste kwaliteiten. Bij gemeenten en provincie is er nauwelijks meer iemand die de ontwikkelingsgeschiedenis van dorp en stad kent. Wij zijn dan de laatsten die nog kunnen vertellen hoe het in elkaar zit.’
Marijke Bovens


Aanmelden voor nieuwsbrief Federatie Ruimtelijke Kwaliteit kan via:
http://www.ruimtelijkekwaliteit.nl/aanmelden-nieuwsbrief


 

Nieuwe Publicaties

Onderstaande publicaties zijn zolang de voorraad strekt, tegen verzendkosten te bestellen bij de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit: info@ruimtelijkekwaliteit.nl

  • Jaarverslag over 2022Jaarverslag over 2022

    In 2022 groeide de formatie van de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit en werden er tal van initiatieven genomen en activiteiten ontplooid. Financieel waren er de nodige tegenvallers.

    lees verder

  • Ruimtelijke Kwaliteit bij Fabrieksmatige WoningbouwRuimtelijke Kwaliteit bij Fabrieksmatige Woningbouw

    Meer goede woningen op de korte termijn én blijvende ruimtelijke kwaliteit met elkaar verenigen is het doel van het traject Ruimtelijke Kwaliteit bij Fabrieksmatige Woningbouw

    lees verder

  • Duurzame StadsgezichtenDuurzame Stadsgezichten

    De huizen in beschermde stadsgezichten worden ook verduurzaamd. Hoe is dat mogelijk zonder afbreuk te doen aan de ruimtelijke kwaliteit en de erfgoedwaarde?

    lees verder

Federatie Ruimtelijke Kwaliteit