Excessenregeling4. wettelijke grondslag

De grondslag voor een excessenregeling is gelegen in de art. 12,12.a en 13.a van de Woningwet:

Bron:
www.overheid.nl;
Woningwet, geldend op 27-3- 2013

Artikel 12
1. Het uiterlijk van:
  • a. een bestaand bouwwerk, met uitzondering van een bouwwerk, niet zijnde een seizoensgebonden bouwwerk, waarvoor in de omgevingsvergunning voor het bouwen van dat bouwwerk is bepaald dat dit slechts voor een bepaalde periode in stand mag worden gehouden;
  • b. een te bouwen bouwwerk voor het bouwen waarvan op grond van artikel 2.1, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geen omgevingsvergunning is vereist,

mag niet in ernstige mate in strijd  zijn met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel b.


2. De gemeenteraad kan besluiten dat, in afwijking van het eerste lid en artikel 2.10, eerste lid, onder d, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor een daarbij aan te wijzen gebied of voor een of meer daarbij aan te wijzen categorieën van bestaande en te bouwen bouwwerken geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn.


3. Voor zover de toepassing van de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, leidt tot strijd met het bestemmingsplan of met in de bouwverordening opgenomen voorschriften van stedenbouwkundige aard, blijven die criteria buiten toepassing.


4. De gemeenteraad betrekt de ingezetenen van de gemeente en belanghebbenden bij de voorbereiding van besluiten krachtens het tweede lid op de wijze voorzien in de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde verordening.

Artikel 12a
1. De gemeenteraad stelt een welstandsnota vast, inhoudende beleidsregels waarin in ieder geval de criteria zijn opgenomen die het bevoegd gezag toepast bij de beoordeling:

  • a. of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk waarop de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft, zowel op zichzelf beschouwd, als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd zijn met redelijke eisen van welstand;
  • b. of het uiterlijk van een bestaand bouwwerk in ernstige mate in strijd  is met redelijke eisen van welstand.

2. Artikel 12, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing op de vaststelling of wijziging van de welstandsnota.


3. De criteria, bedoeld in het eerste lid:

  • a. hebben geen betrekking op bouwwerken, waarvoor in de omgevingsvergunning wordt bepaald dat deze slechts voor een bepaalde periode in stand mogen worden gehouden, met uitzondering van seizoensgebonden bouwwerken;
  • b. zijn zoveel mogelijk toegesneden op de onderscheiden categorieën bouwwerken;
  • c. kunnen verschillen naargelang de plaats waar een bouwwerk is gelegen.


Artikel 13a
Indien niet wordt voldaan aan artikel 12, eerste lid, kan het bevoegd gezag, tenzij toepassing is gegeven aan het tweede lid van dat artikel, degene die als eigenaar van een bouwwerk dan wel uit anderen hoofde bevoegd is tot het treffen van voorzieningen daaraan, verplichten tot het binnen een door hem te bepalen termijn treffen van zodanige door hem daarbij aan te geven voorzieningen, dat nadien wordt voldaan aan artikel 12, eerste lid.

De conclusie uit deze tekst moet zijn dat bestaande bouwwerken en vergunningvrije bouwwerken niet in ernstige mate in strijd mogen zijn met redelijke eisen van welstand, en dat het bevoegd gezag gerechtigd is via bestuursdwang te eisen dat dit gebrek hersteld wordt. De welstandsnota dient, naast de gewone welstandscriteria, ook criteria te bevatten die duidelijk maken wanneer een bouwwerk ‘in ernstige mate in strijd’ is met redelijke eisen van welstand.

Art. 12.2 stelt dat deze excessencriteria niet van toepassing zijn voor gebieden of voor bouwwerken, waarvan de gemeenteraad heeft bepaald dat er geen redelijke eisen van welstand gelden. Wel is het mogelijk dat in de welstandsnota bepaald wordt (maar dat moet dan uitdrukkelijk gebeuren) dat in een overigens welstandsvrij gebied alleen de excessencriteria gelden.

Uit art. 12.a.3 volgt dat ook de excessen-criteria gebiedsgericht kunnen worden opgesteld, en zoveel mogelijk moeten zijn toegesneden op de onderscheiden categorieën van bouwwerken. Indien er geen excessencriteria worden opgesteld, is het niet mogelijk om repressief, corrigerend, op te treden tegen een bouwwerk dat uit welstandsoogpunt als een exces moet worden beschouwd.

Boekel

Boekel is welstandsvrij.

Optreden tegen excessen is

daarom niet mogelijk. Deze

tekst prijkt al vele jaren op de

gevel van Kerkstraat 1


Excessencriteria zullen altijd relatieve criteria zijn. Het is immers per definitie zo dat een exces een onvoorspelbare buitensporigheid betreft. Niemand had kunnen voorzien dat een Friese huiseigenaar een schutting zou bouwen van onbehandeld piepschuim: in de betreffende welstandsnota is dan ook niet opgenomen dat een onbehandelde piepschuimen schutting een exces is, maar wel dat bouwwerken van armoedige materialen, contrasterende kleuren en vormen of detailleringen die in het gebied ernstig detoneren beschouwd moeten worden als een exces.

schutting Friesland


Toepassing van de excessenregeling

De criteria voor ‘ernstige strijd met redelijke eisen van welstand’ zijn bedoeld voor buitensporigheden in het uiterlijk, die ook voor niet-deskundigen evident zijn.
De excessenregeling is dus bedoeld voor uitzonderlijke situaties. Blijkens de jurisprudentie volgt daaruit dat toepassing van de excessenregeling een bijzondere behandeling vergt. Altijd zal precies gemotiveerd moeten worden waarom een specifiek geval inderdaad beschouwd wordt als een zodanig ingrijpend exces, dat handhavend optreden geëigend is. De naar hun aard globale excessencriteria zullen op de specifieke situatie expliciet geïnterpreteerd moeten worden.
Dat blijkt onder meer uit de volgende uitspraak:

bron: Rechtbank Arnhem dd. 25-2-2008 (LJN BC5444). De Arnhemse welstandsnota bevat als excessencriterium o.m. het volgende: “(…) het beplakken/dichtplakken van ruiten met folie, reclames met plakletters, etsglas etc. bij bedrijven en winkels, die zich juist naar de openbare ruimte dienen te presenteren met een optimale transparantie…”
Een etalageruit aan de Steenstraat was aan de onderzijde met oranje plakfolie beplakt, voorzien van het logo van het daar gevestigde bedrijf. De welstandscommissie gaf desgevraagd als advies dat de betreffende beplakking in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand, en baseerde zich op bovenstaand criterium. De Rechtbank merkt daarover het volgende op:
“De rechtbank is van oordeel dat het bovenaangehaalde criterium uit de welstandsnota dusdanig ruim is geformuleerd, dat het enkele gegeven dat een zekere situatie daarmee niet in overeenstemming is, op zichzelf nog niet voldoende is om aan te kunnen nemen dat sprake is van een exces. De aard van de bepaling in artikel 19 van de Woningwet brengt, gezien de daarin opgenomen verstrekkende bevoegdheid, naar het oordeel van de rechtbank met zich mee dat hiervan uitsluitend in uitzonderlijke omstandigheden gebruik mag worden gemaakt. Daarmee acht de rechtbank niet in overeenstemming dat die bevoegdheid zou kunnen worden benut in elke situatie waarin in enige vorm beplakking is aangebracht op een etalageruit. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de vraag of aanleiding bestaat voor toepassing van artikel 19 van de Woningwet, naast een beoordeling van de toepasselijkheid van de criteria uit de welstandsnota, een afzonderlijke beoordeling vergt die is toegespitst op de omstandigheden van het geval.”
De rechtbank vindt bovendien dat, wanneer handhavend opgetreden wordt tegen een exces, op het college een grotere motiveringsplicht rust, dan wanneer een ‘gewoon’ welstandsoordeel wordt gegeven. In het laatste geval is in de regel een verwijzing naar het welstandsadvies voldoende, bij een exces kan dat volgens de rechtbank niet volstaan.
Daar voegt de rechtbank nog aan toe dat de bevoegdheid van de gemeente met betrekking tot excessen niet zo ver gaat dat een incidenteel geval mag worden aangepakt met de bedoeling om op de lange termijn langs deze weg een welstandshalve verloederd gebied te verbeteren.

Daar staat tegenover dat, wanneer sprake is van een welstandsexces, de overheid daar altijd tegen behoort op te treden. In een uitspraak uit het jaar 2003 (LJN: AO0886) bepaalt de Raad van State:

bron: Raad van State dd. 24-12-2003 (LJN AO0886) 2.4 Indien een bouwwerk in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand kan alleen in een bijzonder geval van handhavend optreden worden afgezien.

Er is geen reden om aan te nemen dat dat oordeel – ondanks diverse wetswijzigingen in de tussentijd – tegenwoordig inhoudelijk anders luidt.


 

< terug naar Excessenregeling: 1. inleiding

> door naar Excessenregeling: 5. Jurisprudentie

Nieuwe Publicaties

Onderstaande publicaties zijn zolang de voorraad strekt, tegen verzendkosten te bestellen bij de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit: info@ruimtelijkekwaliteit.nl

  • Jaarverslag over 2022Jaarverslag over 2022

    In 2022 groeide de formatie van de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit en werden er tal van initiatieven genomen en activiteiten ontplooid. Financieel waren er de nodige tegenvallers.

    lees verder

  • Ruimtelijke Kwaliteit bij Fabrieksmatige WoningbouwRuimtelijke Kwaliteit bij Fabrieksmatige Woningbouw

    Meer goede woningen op de korte termijn én blijvende ruimtelijke kwaliteit met elkaar verenigen is het doel van het traject Ruimtelijke Kwaliteit bij Fabrieksmatige Woningbouw

    lees verder

  • Duurzame StadsgezichtenDuurzame Stadsgezichten

    De huizen in beschermde stadsgezichten worden ook verduurzaamd. Hoe is dat mogelijk zonder afbreuk te doen aan de ruimtelijke kwaliteit en de erfgoedwaarde?

    lees verder

Federatie Ruimtelijke Kwaliteit